Positieve psychologie deel II
Wat veelal gedacht wordt is dat positieve psychologie zoveel betekent als de hele dag positief zijn. Je niet uit het veld laten slaan, je niet negatief uitlaten, altijd maar blij en vrolijk zijn.
Nou voordat je, na een slechte nacht, of een slecht nieuwsgesprek op je werk, je naar je paard spoed en met een krampachtige glimlach op je gezicht blij tegen hem staat te doen: dát is dus geen positieve psychologie…..
Positief staat voor het erkennen van je kwaliteiten. En dat je jouw kwaliteiten, ook in mindere situaties, kunt blijven zien.
Hoe komt het toch dat wij mensen zo gefocust zijn op onze zwaktes en veel minder werken vanuit onze kwaliteiten? Vaak heeft dat te maken met foutieve aannames zoals bijvoorbeeld: de beste ontwikkeling komt door het overwinnen van zwaktes. Of mensen maken de keuze om van baan te veranderen op basis van status i.p.v. kwaliteiten.
Wat is een (kern)kwaliteit?
Kernkwaliteiten zijn de specifieke sterktes die iemand kenmerken. Kernkwaliteiten zijn meestal ook de positieve eigenschappen die een ander het eerst over je zal zeggen als hij/zij daar naar gevraagd wordt. Voorbeelden van kernkwaliteiten zijn bijvoorbeeld daadkracht, zorgzaamheid, zorgvuldigheid, moed, ontvankelijkheid, ordelijkheid, invoelingsvermogen, flexibiliteit, enzovoorts. Hoe duidelijker je een beeld hebt van je kernkwaliteiten, des te bewuster kan je ze laten doorstralen in alles wat je doet.
Bij kwaliteiten horen ook valkuilen. Als je teveel van je kwaliteit laat zien en er in doorschiet, beland je in je valkuil. Die herken je door TE voor jouw kwaliteit te zetten. Ik ben bijvoorbeeld daadkrachtig maar als ik TE daadkrachtig word, dan word ik drammerig. De positieve psychologie keurt deze valkuilen niet af maar zegt dat je niet hoeft te veroordelen, wat we vaak toch wel doen. Erken dat ze er zijn en herken in welke situatie je ze tegenkomt en kijk hoe je andere kwaliteiten kunt inzetten.
Ook ik moet werken aan de neiging om mijn kernkwaliteiten in de variant van alles of niets toe te passen.
Als ik eens chagrijnig de stal binnen kom en ik zeg tegen mijn paarden dat ik chagrijnig ben, hebben ze dat helemaal niet nodig, ze hebben het al lang gescand. Kies ik voor iets wat ik wel kan die dag (flow) of kies ik voor iets om dat chagrijnige gevoel te staven (gevecht)?
Kies ik die dag voor de 2 goede passen uitgestrekte draf die bij mijn kernkwaliteit geduld horen of “vecht” ik voor de 5 passen die bij TE ambitieus horen. Kies ik die dag voor het bevestigen van een bekende oefening die bij mijn kernkwaliteit betrouwbaarheid hoort of vecht ik voor het aanleren van een nieuwe oefening die bij de TE van wilskracht hoort?
Wat bevestigt je relatie met je paard het meest?
Tsja….
Het is een stuk makkelijker om te vertellen hoe iets moet hoor, dan om het zelf te praktiseren…
En dat onderkennen is ook weer een kwaliteit, of niet dan !
Weet jij wat jouw kernkwaliteiten zijn?
Liefs,
Monya